Twitter

On-line samenwerking om te komen tot een nieuwe Gids Startkapitaal. Documenten worden gewijzigd in Google Docs (volg edit link).

Hoofdstuk 7: Intellectuele eigendom

Wat heeft intellectuele eigendom met startkapitaal te maken? Heel veel: de inbreng van de ondernemer bestaat voor een groot deel uit intellectueel kapitaal en veel ondernemers worstelen met de materie. IP-management (IP=intellectual property) is specialistenwerk. Daarom komen hier specialisten aan het woord. De auteurs zijn elk op hun eigen wijze IP-management specialist of ervaringsdeskundige. Zij geven hun visie op de materie. Verder vindt u informatie over het gemeenschapsoctrooi en het Benelux Merkenrecht.

Intellectuele eigendom in de praktijk

door Wouter Pijzel

Software indirect beschermen

Met grote regelmaat krijgen wij op ons spreekuur de vraag op welke wijze software beschermd kan worden. Men denkt dat met een octrooi te kunnen regelen. De werkelijkheid ligt iets complexer. Vooral de VS staan bekend om de aldaar verleende softwareoctrooien. In de meeste andere landen wordt er geen octrooi op software verleend en is men aangewezen op het auteursrecht, eventueel aangevuld met andere beschermingsvormen.

Het duo Lucas Laplace en Loes Poort is in de vorige Gids Startkapitaal al opgevoerd. Waren zij toen nog bezig met een laser-grasmaaier, ditmaal spelen zij in op een scheepsramp in de buurt van Schiermonnikoog. Een groot deel van de lading bestond uit sportschoenen van een bekend merk. Daags na de ramp spoelden de schoenen, helaas per stuk, aan op de stranden van onze waddeneilanden. Eén schoen loopt ongemakkelijk en het zoeken naar de bijpassende schoen is tijdrovend. Het idee om via internet schoenen bij elkaar te zoeken is snel geboren.

Loes had gehoord van de technostarter spreekuren van de NOVU in samenwerking met TechnoPartner en enkele Kamers van Koophandel. Ze wist dat ze daar kosteloos en vertrouwelijk met een coach van gedachten kon wisselen over een nog niet beschermde vinding.

Een afspraak is snel gemaakt en Loes en Lucas leggen hun idee voor aan de coach bij de KvK in Leeuwarden. Loes, de creatiefste van de twee, had al een mooie naam voor de site bedacht: www.match-a-pair.nl. De coach loopt daar niet warm voor. Die streepjes bevallen hem niet en de kans is groot dat de naam niet als merk bij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) valt te registreren omdat de naam te beschrijvend is. Een concurrent kan de domeinnaam zonder streepjes deponeren of de extensie ‘eu’ of ‘com’ gebruiken. Een registratie bij het BBIE in Den Haag biedt juridische mogelijkheden om hier iets tegen te doen. Loes en de coach denken verder. Samen komen ze tot de domeinnaam shoehoi.nl. Ook .com en .eu blijken nog beschikbaar te zijn. Het zegt niet veel, maar legt toch een link naar schoenen. Deze naam staat nog niet vermeld in het merkenregister en het BBIE zal deze naam waarschijnlijk accepteren.

Een octrooi op hun idee kunnen Lucas en Loes niet krijgen. Dit in tegenstelling tot de Verenigde Staten, waar software en bedrijfsmethoden wél te octrooieren zijn. Maar het is ook zonde van het geld voor iets wat maar enkele maanden loopt. Ze krijgen ook nog de tip om op de homepage van de site het copyright te claimen en goede afspraken te maken met de site-bouwer.

Direct na het gesprek gaan ze naar hun softwareontwikkelaar. Op basis van een eenvoudige overeenkomst is hij direct aan de slag gegaan. Een dag later is de site al on line. Snelheid is belangrijk bij een leuk idee. De site zelf is geen verdienmodel, maar subtiele verwijzingen op de veelbezochte site naar creatief bureau Laplace & Poort blijken onbetaalbaar. Nieuwe klanten stromen binnen.

<kader>

IP-management

door Dirk Groenewegen en Egbert Ottevanger

In het klassieke businessmodel wordt kennis ontwikkeld door onderzoek, wat leidt tot producten die uiteindelijk via marketing en verkoopactiviteiten omzet en winst opleveren. Een product is succesvol indien de return on investment boven een bepaald doel blijft. Indien dit doel niet langer gehaald wordt verdwijnt het product van de markt en start een nieuwe ontwikkelingscyclus.

Tegenwoordig is de productiestap niet langer cruciaal, deze kan worden uitbesteed aan een derde partij, vaak in een land met lage lonen (bijvoorbeeld China). Voorwaarde daarvoor is dat de uitkomsten van onderzoek en ontwikkeling (R&D) goed beschermd zijn. Alle daarvoor noodzakelijke activiteiten zoals octrooieren, waardebepaling en licentie-exploitatie worden samengevat onder het begrip IP-management. Voor grote en wereldwijd opererende bedrijven, maar ook voor kennisinstellingen, starters en middelgrote bedrijven is het belang van IP-management de laatste jaren sterk gestegen.

Grote ondernemingen hebben hun IP-management in afzonderlijke, gespecialiseerde businessunits ondergebracht. Kleinere partijen, kennisinstellingen en starters hebben deze mogelijkheid niet. IP-management omvat diverse gespecialiseerde disciplines, waaronder octrooieren, juridische diensten en licentiebemiddeling. De kunst is om die diverse disciplines consistent aan te sturen.

Daarvoor is visie, kennis en een netwerk op dit gebied vereist. Vanwege het ontbreken van de ervaring en de kleine schaal waarop wordt geopereerd, zal het de meeste beginnende bedrijven niet lukken dit in eigen huis te mobiliseren. Het uitbesteden aan een gespecialiseerde dienstverlener kan dan uitkomst bieden. Twee dienstverleners op dit gebied zijn IPD-Valorisation en de ID-NL Groep. Beiden hebben een eigen invalshoek en eigen klantenbestand.

</kader>

<kader>

Wat als iemand je idee steelt?

door Dennis Hettema

Je hebt een gouden idee en je bent op zoek naar kapitaal. Je kijkt als een spion continu om je heen en spreekt het liefst alleen in geheimtaal. Ondanks dat je denkt dat je slim bezig bent, zorg je er voor dat je idee nooit van de grond zal komen. Het is een moeilijke keuze: vertrouw ik deze persoon met mijn idee of hou ik het liever voor me? Helaas wordt vaak de verkeerde keuze gemaakt, namelijk de keuze om je idee niet te delen.

Als jij met je idee op zoek bent naar kapitaal, dan ben je ook gedwongen om jezelf, je visie, je geschiedenis, je toekomst, je team, je toekomstige bedrijf en alles wat jij bent te verkopen. Kapitaal ophalen is eigenlijk hetzelfde als een klant voor je bedrijf binnen halen, alleen is het ophalen van kapitaal net ietsje intiemer. Verkopen zonder iets te vertellen werkt niet, kapitaal ophalen zonder ‘wat kleding uit te trekken’ ook niet. Je zult je briljante idee dus ooit met een paar mensen moeten gaan delen. Dan is het natuurlijk slim om te weten met wie je dan in gesprek moet gaan. Probeer je doelgroep zo goed mogelijk te onderzoeken, maar durf ook op je buikgevoel af te gaan.

Als je serieus op zoek bent naar kapitaal dan is de kans klein dat je foute investeerders ontmoet van het type ‘gouden kettingen en gemuilkorfde pitbull’. Je komt waarschijnlijk met mensen in contact die investeren voor hun vak. Mensen die de hele dag niets anders doen dan ideeën voor de volgende Google of Microsoft aanhoren. Simpel gezegd, mensen die op dure paarden (lees: ondernemers) wedden. De kans dat deze investeerders je idee stelen is erg klein. Ze hebben simpelweg geen tijd of geen zin. In jouw ogen is je idee zeker een winnend idee (erg goed, dat is een absolute basisvereiste). Maar helaas bestaan zekere winnaars niet en professionele investeerders zien zo veel briljante ideeën, waardoor de kans erg klein is dat ze jouw idee zullen pikken.

Ik zeg niet dat je investeerders blind moet vertrouwen, sterker nog, ik wil je van harte aanraden om je investeerder nooit helemaal te vertrouwen. Een investeerder zit tegenover je omdat hij geld wil verdienen. Niets meer en niets minder. Dan is het dus slim om kritisch te blijven en je kaarten voorzichtig te spelen. Ga op je gevoel af en zorg daarnaast voor een zeer scherpe advocaat die jouw belangen behartigt en de geschiedenis kent van de financier. De meeste investeerders zullen zelfs geen problemen hebben met het tekenen van een geheimhoudingsverklaring. Maar zelfs als dat allemaal geregeld is kan het nog steeds fout gaan. Ondernemen is nu eenmaal risico nemen. Maar als je je idee niet durft te delen, dan zal het zich nooit vermenigvuldigen.

</kader>

<kader>

Geheimhouding

door Edward Lich

Ondernemen begint met een idee. Of het nu gaat om een innovatief product dan wel dienst, een gat in de markt of slechts om een nieuw concept met unique selling points, iedere ondernemer begint vanuit de gedachte dat zijn product of dienst iets toevoegt aan de markt en dat daar een zekere behoefte aan bestaat.

Iedereen heeft wel eens een goed idee. De vraag hoe dat idee tot een succes te maken kost aanzienlijk meer hoofdbrekens. Bij het schrijven van een businessplan wordt vaak pijnlijk duidelijk dat de betrokkene niet in staat is om zijn idee zelfstandig uit te werken en voor de uitvoering aangewezen is op anderen.

Voor realisatie van een idee heeft u kapitaal nodig, maar ook kennis, research en development, toeleveranciers en logistieke dienstverleners. De positie van concurrenten kan de uitvoering van een plan lelijk in de weg staan.

Geheel zelfstandig een idee tot uitvoering brengen is praktisch onmogelijk. U zult uw idee vroeg of laat moeten delen om tot realisatie te komen. Wat vertelt u wel en niet aan een mogelijke partner? Dat is een moeilijke afweging. De aard van de relatie, naam van de partij in de markt, vorm en inhoud van partnerschap, afbreukrisico en tal van andere elementen bepalen allemaal tot op welke hoogte uw potentiële partner inside information ontvangt. Het blijft altijd een persoonlijke afweging en u wordt waarschijnlijk voortdurend heen en weer geslingerd tussen de druk die een vraag van een partner kan oproepen en angst om informatie prijs te geven.

Om te voorkomen dat de andere partij met uw informatie aan de haal gaat, kunt u een toevlucht zoeken tot een geheimhoudingsovereenkomst of Non Disclosure Agreement (NDA). Hierin verklaart uw gesprekspartner dat hij/zij de ontvangen informatie vertrouwelijk zal behandelen en niets met deze informatie zal ondernemen, tenzij u daarvoor uw toestemming verleent. Als stok achter de deur volgt meestal een boetebeding.

Om een drempel voor de mogelijke samenwerkingspartner op te werpen zodat hij uw kindje niet kidnapt, kan een geheimhoudingsovereenkomst uitkomst bieden. Nadrukkelijk ‘kan’, want een geheimhoudingsverklaring biedt geen enkele zekerheid dat uw inspanning geen andere gedaante krijgt. Het lijkt professioneel om een NDA te gebruiken, maar een inbreukpleger zal zich hierdoor niet laten weerhouden. Er zijn veel manieren om een geheimhoudingsverplichting te omzeilen.

Een zorgvuldige selectie van partijen, met steeds een nauwkeurige afweging van relevante informatie, plus een zeer terughoudende opstelling in het prijsgeven van de noodzakelijke informatie, biedt de beste garantie tegen schending van vertrouwelijkheid. Een NDA dient hierbij slechts als middel om eventueel leed te verzachten. Het gebruik van dit middel kan zeker geen kwaad, maar vertrouw er niet op dat de ondertekening daarvan de relatie 'hufterproof' maakt.


</kader>

Het gemeenschapsoctrooi

In 1973 werd het Europees Octrooiverdrag (EOV) ondertekend, waarbij momenteel 32 landen zijn aangesloten. Het Europees Octrooibureau (EOB) verleent sinds 1978 octrooien, aangeduid als ‘Europese octrooien’, die na verlening uiteenvallen in afzonderlijke, nationale octrooien. Dit brengt hoge (vertaal-)kosten met zich mee omdat het octrooi moet worden vertaald naar iedere landstaal. Daarnaast verschillen de juridische interpretaties door de rechters in de diverse landen, hetgeen onwenselijk is. De Europese Commissie heeft daarom voorgesteld om een nieuw octrooi voor de Europese Gemeenschap (EG) in te voeren via een zogenaamde gemeenschapsverordening.

Definiëring

Het ‘Gemeenschapsoctrooi’ wordt een eveneens door het EOB te verlenen octrooi, dat rechtsgeldig zal zijn voor de hele Europese Gemeenschap. Op dit moment kan een nationaal werkend octrooi door het nationale octrooibureau, of door het EOB zijn verleend (dus een omzetting van een Europees octrooi). De Gemeenschapsoctrooiverordening laat deze twee vormen van nationale octrooien bestaan. Het Gemeenschapsoctrooi wordt dus de derde mogelijkheid om een octrooi te krijgen op de Europese markt. Het is de bedoeling dat wanneer een ondernemer bescherming wil voor zijn uitvinding in verschillende EG-landen, het Gemeenschapsoctrooi voor hem de goedkoopste en aantrekkelijkste mogelijkheid vormt om octrooi te krijgen.

Lange tijd was ook sprake van een ‘Beneluxoctrooi’, bestemd voor alle drie landen van de Benelux. Door de ontwikkelingen rond het Gemeenschapsoctrooi zijn de besprekingen inmiddels gestagneerd. De EG-verordening inzake het Gemeenschapsmerk, wordt sinds 1996 uitgevoerd door het Bureau Harmonisatie in de Interne Markt (BHIM) in Alicante en kent een explosieve groei. De invoering van een Gemeenschapsmodel is in 2001 dichterbij gekomen, en zal naar verwachting eveneens door het BHIM worden uitgevoerd.

Relevante aspecten voor starters

De gebruikers van het octrooisysteem hebben aangegeven dat een Gemeenschapsoctrooi alleen aantrekkelijk is, wanneer de kosten voor vertalingen en instandhoudingstaken niet te hoog zijn en de rechtspraak laagdrempelig is. Overigens zullen de nationale octrooien en het Europees octrooi naast het Gemeenschapsoctrooi beschikbaar blijven, zodat aanvragers keuzemogelijkheden houden/krijgen.

Actuele stand van zaken

De vier belangrijkste onderwerpen van de lopende onderhandelingen zijn: de talenregeling, de rol van nationale octrooibureaus, de inrichting van de rechtspraak en de hoogte van de instandhoudingstaken. Het vinden van een geschikte talenregeling blijkt het moeilijkste onderwerp.

Bij het talenprobleem rijst de vraag welk gedeelte van het octrooi moet worden vertaald en in welke talen. De regeling moet enerzijds lage vertaalkosten realiseren (dus weinig vertalen), maar anderzijds zouden alle talen van de EG gelijk kunnen worden behandeld (wat resulteert in veel vertalingen). Immers, na toetreding van de Oost-Europese landen tot de EG, zal het aantal vertalingen -en daarmee de vertaalkosten- nog eens fors toenemen. Nederland is overigens geen voorstander van de gelijke behandeling van alle talen. Veel voorstellen zijn ter tafel gekomen. Vooralsnog is er echter geen compromis gevonden waarmee alle landen kunnen instemmen.

De inrichting van de rechtspraak vormt eveneens een gevoelig onderwerp. De inbreuk op en de nietigheid van gemeenschapsoctrooien zal worden behandeld door een nieuw op te richten EG-gerecht. Dit gerecht zal in alle lidstaten een vestiging krijgen om de toegang tot het gerecht laagdrempelig te maken. Hoger beroepszaken zullen echter altijd centraal in Luxemburg worden behandeld.

Momenteel is de discussie rond het Gemeenschapsoctrooi door de moeilijkheden rond de talenregeling in een impasse geraakt en er valt niet te voorspellen wanneer deze zal worden opgelost. Cruciaal is dat goedkeuring van het voorstel voor de gemeenschapsoctrooiverordening alleen kan plaatsvinden op basis van unanimiteit van alle 27 EG-lidstaten.

Een fictief voorbeeld

Stel, een Nederlandse ondernemer besluit een Nederlandse octrooiaanvraag in te dienen. Hij weet niet of zijn product al elders bekend is. Is dat verstandig? Antwoord: nee. Een octrooi wordt verleend op een product of proces dat nieuw, inventief en industrieel toepasbaar is. In Nederland geldt een octrooi, afhankelijk van de wensen van de aanvrager, zes of twintig jaar. Pas in geval van inbreuk of nietigheid komt het geschil voor de Nederlandse rechter. Het is dus van belang vóóraf informatie in te winnen over het te octrooieren product of proces om inbreuk op rechten van derden en onnodige kosten te voorkomen. Dat kan via verschillende octrooizoekbronnen.

Na zorgvuldige afweging besluit de ondernemer toch binnen een jaar (het zogenaamde prioriteitsjaar) de aanvraag voort te zetten met een Gemeenschapsoctrooiaanvraag. Mag dat? Het antwoord luidt: ja. De ondernemer zal dan een Europese octrooiaanvraag moeten indienen bij het EOB en als aan de vereisten voor een octrooi is voldaan, zal het EOB na enige tijd het octrooi verlenen voor maximaal twintig jaar. Afhankelijk van de talenregeling zal een deel van het octrooi dan nog moeten worden vertaald naar alle EG-talen. Daarna heeft de ondernemer octrooibescherming in de gehele EG. Let wel: hij moet zelf opletten of er inbreuk wordt gemaakt (lees: zijn uitvinding wordt nagemaakt), want er bestaat geen ‘octrooipolitie’.

Stel, een Italiaanse ondernemer claimt dat het gemeenschapsoctrooi van de Nederlandse ondernemer nietig is, omdat hij het product al jaren op de markt brengt en bovendien zelf ook octrooibescherming heeft. Wat nu? Antwoord: in geval van nietigheid zal de zaak voor het EG-gerecht voor geschillen op het gebied van gemeenschapsoctrooien moeten worden aangebracht.

Het octrooi in Italië bleek niet relevant voor het gemeenschapsoctrooi van onze ondernemer. Na een half jaar merkt hij echter dat zijn product wordt nagemaakt in Griekenland. Moet hij procederen? En als hij dat pas na drie jaar besluit te doen? Is zijn gemeenschapsoctrooi nu nietig? Bij wie kan hij terecht voor inbreuk op het octrooi? Antwoord: nee, hij hoeft niet te procederen, maar mag dat wel. Het octrooi is immers een recht. Er wordt wel van de ondernemer verwacht dat hij dit binnen redelijke termijn (circa een jaar) aanvecht. Het octrooirecht vervalt niet wanneer het product door een ander wordt nagemaakt en verkocht. Het recht biedt de mogelijkheid de namaker aan te pakken. Hij kan zijn inbreukgeschil voor het EG-gerecht aanbrengen.

Benelux Merkenrecht

In 1958 werd de Benelux Economische Unie ingesteld voor vrij verkeer van kapitaal, goederen en diensten. Om de vrijheid van goederenverkeer te bevorderen werd besloten om de nationale merkenwetgeving in de drie landen te uniformeren. In 1962 hebben Nederland, België en Luxemburg daartoe het Benelux-Verdrag inzake de warenmerken ondertekend. Op basis van dit verdrag is de Eenvormige Beneluxwet op de merken (BMW) tot stand gekomen. Deze wet trad in 1971 in werking. Het Benelux-Merkenbureau (BMB) is de enige officiële uitvoerende instantie en kreeg zijn zetel in Den Haag. De nationale merkenbureaus in de Benelux werden opgeheven. In 1987 werd te wet op de warenmerken uitgebreid met dienstmerken. In 2006 is een nieuw Benelux-Verdrag van kracht geworden waarbij het Benelux-Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) is opgericht. De benaming Benelux-Merkenbureau is daarmee komen te vervallen.

Definiëring

Artikel 2 BVIE: Als individuele merken worden beschouwd de benamingen, tekeningen, afdrukken, stempels, letters, cijfers, vormen van waren of van verpakkingen en alle andere voor grafische voorstelling vatbare tekens, die dienen om de waren of diensten van een onderneming te onderscheiden.

Het exclusieve recht op een merk krijgt u door uw merk te deponeren, wat resulteert in een inschrijving. Het BBIE registreert merken die voldoen aan de wettelijke bepalingen en uitvoeringsvereisten. Deze vereisten zijn onder andere vermelding van uw juiste tenaamstelling en een opgave van waren en diensten waarvoor u het merk gaat gebruiken. Uitbreiding naar andere producten of diensten is later niet meer mogelijk. Indien het depot voldoet aan alle vereisten wordt het gepubliceerd en start de periode waarbinnen de houder van een ouder gelijkend merk oppositie kan indienen tegen de inschrijving van het depot. Het Bureau weigert tekens die volgens vastgestelde wettelijke normen niet als merk kunnen ingeschreven worden.

Deze weigering op absolute gronden gebeurt op basis van de volgende criteria:

  • gebrek aan onderscheidend vermogen (bijv. ‘postkantoor’ of ‘biomild’);
  • misleiding;
  • in strijd met goede zeden of openbare orde;
  • vormen die:
    • door de aard van de waar worden bepaald;
    • de wezenlijke waarde van de waar bepalen;
    • noodzakelijk zijn vanwege een technisch effect;
  • artikel 6 Verdrag van Parijs (vlaggen en emblemen van landen en internationale organisaties).

Op verzoek kan het Bureau een onderzoek naar eerder ingeschreven merken uitvoeren. Het Beneluxregister is ook gratis toegankelijk via de website www.boip.int.

Relevante aspecten voor starters

Zonder inschrijving geen recht. Het gebruik van een merk geeft de gebruiker geen rechten en dus geen bescherming. Een merk maakt deel uit van het bedrijfskapitaal en vertegenwoordigt in veel gevallen een groot deel van dit kapitaal (bijv. Coca Cola, Douwe Egberts, Nokia). Het is dan ook belangrijk een merk te registreren. Met een merkinschrijving kunt u optreden tegen gebruik en inschrijving van overeenstemmende merken van jongere datum. Het jongere merk moet wel worden gebruikt of ingediend voor waren of diensten die overeenkomen met het oudere merk. U kunt ook optreden tegen jongere handelsnamen die met het merk overeenstemmen. Recente jurisprudentie heeft tevens uitgemaakt dat een merkhouder in veel gevallen kan optreden tegen domeinnamen.

De kanalen om een registratie te verkrijgen, zijn afhankelijk van de specifieke territoriale wensen van de Beneluxdeposant. Voor bescherming in de Benelux kan gekozen worden voor een Benelux- of een Gemeenschapsregistratie. Het voordeel van een Beneluxregistratie is dat deze snel, goedkoop en vrij eenvoudig is. In een later stadium kunt u op basis van een Beneluxinschrijving een verzoek indienen tot internationale inschrijving bij het BBIE. Internationale inschrijving kunt u op dit moment aanvragen voor meer dan zeventig landen. De inschrijving vraagt u aan bij het OHIM in Alicante (Spanje). Een Gemeenschapsmerk geldt voor alle lidstaten. Als inschrijving in één van de staten niet mogelijk is, vervalt de gehele inschrijving.

Zoals hierboven aangegeven is de administratieve indiening van een depot bij het BBIE vrij eenvoudig, vooral wanneer gebruik wordt gemaakt van BOIP online filing, het elektronische aanvraagsysteem. Voor advies over de indiening en eventuele obstakels die u tijdens de procedure tegenkomt, kunt u zich wenden tot een merkengemachtigde (kijk bijvoorbeeld op www.bmm.nl). De merkengemachtigde adviseert over de beschikbaarheid van een merk. Het is verstandig om vooraf het merkenregister en het handelsregister te raadplegen. Er zou immers sprake kunnen zijn van een conflict met een ouder merk of een handelsnaam. Voor een leek is het vaak niet in te schatten of een ouder merk een potentieel probleem is voor het nieuwe merk.

Alleen met adequate kennis van het merkenrecht en de daarop gebaseerde rechtspraak en literatuur is het mogelijk een weloverwogen keuze te maken. Een BMM-gemachtigde kan u adviseren op dit gebied. Verder fungeert een merkengemachtigde als bemiddelaar tussen het BBIE en de deposant. Hij of zij verzorgt de correspondentie met het BBIE en staat u bij in een eventuele weigerings- of oppositieprocedure.

Actuele stand van zaken

De Benelux merkenwetgeving heeft een aantal essentiële veranderingen ondergaan die mede het gevolg zijn van Europese harmonisatierichtlijnen. Met ingang van 1 januari 2004 is de mogelijkheid tot het voeren van oppositie in werking getreden. Dit betekent dat u de mogelijkheid krijgt om de inschrijving van een nieuw, conflicterend merk te bestrijden via een relatief snelle en eenvoudige procedure bij het BBIE. Voorwaarde is dat u binnen twee maanden na publicatie van een conflicterend depot oppositie instelt. Meer informatie hierover kunt u vinden op www.boip.int

-------------------

Wouter Pijzel is directeur van de Nederlandse Orde van Uitvinders (NOVU)

www.novu.nl

Dirk Groenewegen is directeur van IPD-Valorisation. Egbert Ottevanger is directeur van ID-NL Groep. Beiden zijn specialist in IP-management. www.ipd-valorisation.nl www.id-nl.com

Dennis Hettema is oprichter van OP3 en geestelijk vader van HigherLevel.nl

www.op3.com www.higherlevel.nl

Edward Lich is partner bij 4 Legal BV

www.4legal.nl

Geen opmerkingen: